Always reach for the top

Always reach for the top

zondag 21 september 2003

Vier bijdragen over gemeenteopbouw - zomer 2003 (2)

Tweede bijdrage in de serie: De 'homo zappens'

In mijn eerste bijdrage ging het over de stelling van Bernard Luttikhuis dat er een fundamentele grens gesteld is aan alle plannenmakerij in de kerk. In de 'storende ander' kan het Christus zelf zijn die binnenkomt. Dat moet tot bescheidenheid leiden in beleidsplannen e.d.. In die bijdrage sprak ik onbekommerd over 'de gemeente'. Maar kan dat wel? - zo vragen we ons in deze bijdrage af. Is in onze tijd van vrije en mondige mensen die er elk hun eigen mening op na houden een kerkelijke gemeente nog wel mogelijk? En hoe voorkomen we dat we alleen nog maar een kleine betrokken kerngemeente overhouden die het weliswaar gezellig heeft maar iedere missionaire uitstraling mist?
Nog niet eens zo lang geleden was het, zeker in Gereformeerde kring, duidelijk geregeld. Je groeide op met de bijbel aan tafel, op school en in de kerk. Rond je achttiende deed je belijdenis, waarmee je volwaardig lid was geworden. Daarmee verbond je je aan een levenslange betrokkenheid bij de kerk. Als vanzelfsprekend droeg je je steentje bij aan de opbouw van de gemeente bij jou in de buurt. De kerk was er met pastorale zorg van de wieg tot het graf; jij van jouw kant leverde je hele volwassen leven lang je bijdrage, passend bij jouw gaven.
Om het dicht bij huis te houden: in een grotendeels buurtgerichte wijk als de Bethlehemkerk zie je dit cultuurpatroon nog volop bij de generatie van boven de zestig. In deze groep wordt onevenredig veel van het vrijwilligerswerk in de Bethlehemkerk gedaan, zij vormen de trouwe deelnemers aan leerhuizen. Bij de 'Baby-boomers-generatie' (voor zover nog aanwezig) is de vanzelfsprekendheid van kerkewerk veel minder. Bij jongere leden tussen de 25 en de 40 zie je een nieuw cultuurpatroon ontstaan: zij maken gebruik van een aanbod van de kerk dat bij hun specifieke vragen past (bijvoorbeeld rond doop en geloofsopvoeding). De vanzelfsprekendheid van wekelijks kerkbezoek is hier verdwenen. Ze hebben meer een LAT-relatie met de kerk dan een continue relatie. Op project-basis leveren ze hun bijdrage.
En de jongeren tussen 12 en 25? Wat zal deze generatie die opgroeit in een informatiemaatschappij met GSM, SMS, en Internet nog zoeken en eventueel vinden in de kerk? Zullen ze, zoals ze van tijd tot tijd in de kroeg zitten, ook van tijd tot tijd iets in de kerk kunnen vinden? De jongeren van nu staan voor de mens van de toekomst bij wie de verbinding tussen geloofstraditie en eigen leven steeds opnieuw moet worden gemaakt. Theologie moet dus steeds opnieuw 'in rapport met de tijd' gebracht worden, en de kerk kan niet anders dan haar programma's steeds aanpassen aan de veranderende mensen. De kerk zal er hierbij niet alleen voor de kernleden moeten zijn.
Met dit laatste zit ik al in een centrale stelling van het recente en monumentale boek van Albert Ploeger en Joke Ploeger-Grotegoed, De gemeente en haar verlangen, waarvan ik hieronder enkele kernpunten presenteer. Zij zetten radikaal anders in bij het denken over 'de gemeente' dan gebruikelijk is. Kerkordes (ook de allernieuwste van de PKN) en gemeenteopbouwtheorieƫn als die van Jan Hendriks gaan allemaal uit van een vanzelfsprekende inzet van gemeenteleden voor het kerkelijk leven. Je bent lid, dus je doet mee. Bij Jan Hendriks: je bent lid, dus je bent gastheer of -vrouw in de 'herberg'. Hier vindt een kortsluiting plaats met het 'zappende' gedrag van de post-moderne kerkganger. Deze kiest uit wat van haar gading is, en komt allereerst voor beleving (itt de leer) in de kerk. Beleeft hij of zij niets, dan verdwijnt zij of hij naar de rand. Kerken reageren hierop door deze 'modale' leden massaal uit te schrijven. Doe je niet mee en betaal je niet mee, dan word je uit- en dus afgeschreven. De Ploegers beschouwen dit als een pastorale ramp van de eerste orde. Zij keren de blik van de gemeenteopbouw radikaal om: we stellen niet meer de kerngemeente centraal, maar de brede rand van 'modale' leden of ook niet-leden: mensen die af en toe binnen komen als er iets van hun gading te vinden is. Vergelijk hoe Jezus steeds bewogen is met de 'schare'. Predikanten zouden ook voor minstens 30% van hun tijd randleden moeten gaan bezoeken, en de blik voortdurend buiten de gemeente moeten richten.
Ook de 'schare' deelt het brede menselijke verlangen naar heelheid en gerechtigheid. Een kerkelijke gemeente is een plek waar dit verlangen een adres krijgt: de Eeuwige God zelf, werkzaam in diens Geest. In de lof aan God en de dienst aan de medemens volgen we het spoor van Christus, biddend om de Geest die leven geeft. In de kerk wordt op een aansprekende manier God als het geheim achter het leven belicht en verbeeld, zo dat mensen weer in staat zijn om dat grote verhaal met hun eigen verhaal te verbinden.
Tot zover voorlopig de Ploegers. In onze Hilversumse situatie stellen zij twee klemmende vragen: 1. In hoeverre houden we in het gemeentewerk rekening met het veranderde participatie-gedrag van mensen? De betrokkenheid van mensen bij de kerk gaat steeds meer lijken op de betrokkenheid van ouders bij de school van hun kinderen. Zolang de kinderen schoolgaand zijn, voelen veel ouders zich betrokken bij school en zijn ze in meer of mindere mate bereid om zelf taken op zich te nemen. Deze betrokkenheid is echter in tijd begrenst. Op dezelfde manier zullen mensen ook kiezen, al dan niet bewust, voor tijdelijke betrokkenheid bij de kerk: zolang het nut heeft en aangenaam is zijn mensen bereid er tijd en energie in te stoppen. De kerk is in de beleving van mensen bij de sector 'vrije tijd' gaan behoren. Je kunt wel zeggen: dat hoort niet, en over de kerk mag je niet spreken in nuttigheidstermen. Maar wat als de dagelijkse praktijk sterker is dan de theologische leer? 2. Om financiƫle redenen hebben we in onze eigen Hilversumse kerk het laatste jaar honderden leden uitgeschreven. Gaan we zo door dan houden we binnen afzienbare tijd alleen nog maar een kleine kern over. Is dat inderdaad de bedoeling? Dit lijkt zich slecht te verdragen met de missie van ons gemeentezijn.
Albert Ploeger en Joke Ploeger-Grotegoed hebben een eigen voorstel hoe je als gemeente zou kunnen reageren op onze nieuwe situatie, met de daarbij behorende 'graas-cultuur'. Hierover gaat het in het volgende en derde deel: 'kerk met een aanbod'.


 (verschenen in Kerkblad voor Hilversum, september 2003)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten