Dit nummer van Rond de Bethlehemkerk verschijnt een dag of
tien voor de tweedekamer verkiezingen. Het zijn de spannendste in jaren. De
golf van populisme zoals die tot uiting kwam in de Brexit en in de verkiezing
van Trump, zal die ook ons land bereiken? Zijn we dan definitief uitgepolderd
en wordt het dan ook hier hard tegen hard? Nu moet ik uitkijken, want een goed
uitgangspunt is dat de kerk nooit en te nimmer aan partijpolitiek doet. Dat
onderschrijf ik van harte. Echter: per definitie doet de kerk wel aan politiek!
Niet door zelf aan partijvorming mee te doen, maar wel door in haar woorden en
daden een beeld van het goede leven op te roepen dat wel degelijk ook, soms,
politieke vertaling zou kunnen krijgen.
In 2012 publiceerde onze landelijke kerk een nota ‘De
hartslag van het leven’, geschreven door de toenmalige scriba Arjan Plaisier.
Daarin stonden verrassende passages over de kerk als een ‘politiek lichaam’.
Plaisier zet in bij het feit dat het Nieuwe Testament voor gemeente of kerk een
woord gebruikt, ekklesia, dat
oorspronkelijk de vergadering van stemgerechtigde leden van een Griekse stad
inhield. Evenzo hebben binnen de christelijke ekklesia alle leden een stem. Ik citeer: ‘Dat moet een sensatie
geweest zijn: een samenleving waar verschillen tussen jood en heiden, mannen en
vrouwen, slaven en vrijen werden overstegen. Waarin mensen in Christus’ naam
bij elkaar horen als broeders en zusters. Deze kerk is een politiek lichaam.
Politiek omdat ze valt onder het gezag van Christus en niet onder dat van andere machthebbers. Politiek omdat het een
gemeenschap is, die toegankelijk is voor iedereen en waarin iedere stem telt.’
Als we dit op ons eigen gemeente-zijn toepassen dan betekent alleen al het
blote feit dat we er zijn zoals we zijn
een politiek feit. Zoals we zijn? Als een zoutend zout, als een plek waar de
nood van anderen gezien worden, als een helende gemeenschap, een gemeenschap
die een visioen van het goede leven uitstraalt, een gemeenschap die leeft uit
verzoening.
Zou het kunnen zijn dat we daarbij in onze huidige tijd meer
onze stem zullen moeten verheffen dan vroeger, dat het er meer om gaat spannen?
Het trof mij wat onlangs gebeurde bij de verschijning van een nieuw boek voor
predikanten over de kunst van het preken. Hoogleraar liturgie Marcel Barnard sprak
daarbij opvallende woorden: “Sterker dan ooit eerder ervaar ik in deze dagen
dat dit het beslissende ogenblik is om in zeeën van leugens en propaganda, van
verdeeldheid en haat, de waarheid te spreken. Lange tijd verkeerde de
academicus in de positie die vraag rustig te overwegen en doordenken, en daar
moet ook ruimte voor blijven. Maar in een tijd waarin alle waarden waar de academie
en de westerse vrije samenleving voor staan, worden bedreigd en aangevallen,
kunnen we als academie op geen enkele manier een neutrale positie innemen. En
zo ligt de vraag naar de waarheid weer levensgroot op tafel. De academie dient
op te komen voor het ware en goede en schone. […] Het komt nu aan op ware
woorden. In alle kortheid en met voorbijgaan aan alle filosofische discussies,
zou ik nu willen zeggen dat waarheid in de context van het christelijk geloof
betekent: alles wat in de persoon van Jezus Christus is belichaamd aan
praktijken, kennis en waarden. In al zijn eenvoud formuleerde Paus Franciscus
het vorig jaar tegen een groep Duitse pelgrims
zo: 'Je kunt het christendom niet verdedigen door tegen vluchtelingen en
andere religies te zijn’. Dat zijn in deze, onze dagen, in deze, onze wereld,
ware woorden.”
Op deze woorden van de academicus Barnard die zich zorgen
maakt over de vraag wat mensen in de kerken te horen krijgen kan ik slechts
reageren met een welgemeend ‘Amen’.
[Openingsartikel voor kwartaalblad 'Rond de Bethlehemkerk' 2017-01, verschijnt maart 2017]