Always reach for the top

Always reach for the top

zondag 24 juni 2018

Preektijgers pastores pioniers. Predikantschap in de 21ste eeuw

Bespreking van:
Liuwe H. Westra e.a. (red.), Preektijgers pastores pioniers. Predikantschap in de 21ste eeuw. Utrecht: Boekencentrum 2018



Predikanten hebben sinds honderd jaar een vakbond. Hoewel, vakbond? Dat suggereert werkgevers en werknemers, en de bereidheid zo nodig in staking te gaan. Ondenkbaar: een zondagmorgen dat de kerken gesloten zijn omdat de predikanten staken. Dus al is de BNP (Bond van Nederlandse Predikanten) geen vakbond in de gebruikelijke zin van het woord, aan belangenvertegenwoordiging doet zij wel degelijk.
De jarige Bond heeft het eeuwfeest aangegrepen om een aardig boek uit te geven dat vooral ook vooruit wil kijken: hoe zal predikantschap er in de komende eeuw uit kunnen zien?

De voltijds predikant die er een eer in schept om zijn of haar studeerkamer te vullen met boeken waarvan een groot gedeelte mogelijk nog nooit geraadpleegd is [1] gaat vast verdwijnen, veel normaler zal de part-time predikant zijn die er een tweede baan naast heeft en daar ook de spanningen van ervaart [2]. Gemeentes zullen dan wel moeten leren om ook om te gaan met dat deeltijdspredikantschap [3]. Predikanten zullen veel vaker de veiligheid van de eigen gemeente verlaten en daar merken dat hun taal niet begrepen wordt [4].
Er wordt echter in deze bundel niet getwijfeld dat predikanten nodig blijven, juist ook van de wetenschappelijk opgeleide soort, tegen een trend van nota bene de landelijke kerk (PKN) zelf in [5]. Predikanten zijn broodnodig als verbinders [6].
Het meest geboeid was ik door de laatste bijdrage van Pieter J. Huiser, voorzitter van de BNP, getiteld ‘Ik werk alleen op zondag.’ Hij verzet zich tegen een predikantschap als het tentoonspreiden van een aantal tijdens de studie verworven competenties [7]. Huiser ziet het predikantschap als een beroep, met niets te vergelijken [8]. Een ambt dat zich per definitie verzet tegen de wil om succesvol te zijn is op zich al kritiek op onze cultuur [9]. Dat blijft meer dan nodig.

Erik van Halsema, 24 juni 2018

Noten:
[1]
‘De predikantsstudeerkamer vol boeken, waarvan minstens de helft nooit gelezen is of zelfs maar geraadpleegd, is een icoon van de protestants-christelijke geloofstraditie, die zich kenmerkt door een eeuwenoude rijkdom aan verschillende theologische stromingen, ontwikkelingen en opvattingen’.
[Frans Willem Verbaas, p. 37]

[2]
‘Met de meeste collega’s ben ik na twaalf jaar behoorlijk vertrouwd geworden, en nog steeds merk ik dat het mij niet lukt om daar iets van het evangelie te laten horen. In de kerk is of lijkt dat gemakkelijker, in de veiligheid van vormen en gebruiken die iedereen kent en die als vanzelf betekenis geven aan de woorden, of zelfs aan hét Woord. Binnen de kerk zijn er genoeg aanknopingspunten om het evangelie te laten landen. Daarbuiten? Ik zie ze niet zo snel’.
[Jan Scheele-Goedhart, Senior onderzoeker geodesie en predikant via de mobiliteitspool, p. 83]

[3]
‘De Bond heeft […] gepleit voor de vaststelling van een normjaartaak voor predikanten, die neerkomt op een gemiddelde van 40 uur in de week, wat onder andere door de Protestantse Kerk in de kerkorde is vastgelegd’. Kerkenraden en gemeenten realiseren zich echter nog altijd onvoldoende dat een kleinere aanstelling tot gevolg heeft dat een predikant ook daadwerkelijk minder werkzaamheden kan verrichten’. [Sjaak Verwijs, p. 54]

[4]
‘Ik moest 180 graden draaien ten opzichte van mijn gewoontes en manieren, en op zoek gaan naar een nieuwe taal, die aansluit bij de leefwereld van mensen die niet geloven en dat nog nooit gedaan hebben’. [Janneke Nijboer, predikant-pionier, p. 44]

[5]
‘In de nota Kerk 2025: Waar een Woord is, is een weg staat het omineuze zinnetje: ‘Naast kerkelijk werkers, die hbo-geschoold zijn, zullen in de komende tijd ook academisch gevormde predikanten de kerk blijven dienen.’ Alsof dat niet vanzelfsprekend is en het gezegd moet worden.’
[Pieter J. Huiser, p. 126]

[6]
‘Volgens mij hoort een predikant een herder en leraar te zijn, een dienaar des Woords. Zijn ultieme functie zie ik als een soort Siberische Sjamaan, die bijna in trance ‘goochelt’  tussen de bovenwereld en de benedenwereld. Dat is ontzettend nodig in deze tijd.’
[Jan van der Mark, emeritus-predikant, p. 98]

[7]
Over de kern van het predikantschap: ‘Alsof die kern zou zitten in dat wat ik allemaal doe. Net zomin als die kern zit in een opsomming van al mijn competenties, verworven tijdens de studie of in de praktijk van het predikantschap. Die competenties worden tegenwoordig op de website van de PThU uitputtend omschreven’.
[Pieter J. Huiser, p. 127]

[8]
‘Het is een raar beroep, dominee. Je werkt niet mee aan het verhogen van de productiecapaciteit. Je zorgt niet dat mensen sneller weer op de been zijn bij ziekte. Je maakt het niet mogelijk dat je gemeenteleden beter functioneren in hun gezin, op hun werk, in de maatschappij. Wat draag je eigenlijk bij, in een samenleving waar je bijdrage wordt gemeten in de dingen die je kunt verkopen, in de diensten waarvoor mensen bereid zijn geld, en soms veel geld te betalen?’ [p. 128]

[9]
P. 131: ‘Op het moment dat ik mensen niet meer wil redden, maar gewoon aanwezig ben, dan ben ik daarmee beeld van die Aanwezigheid die zichzelf in de Bijbel bekend maakt met de letters JHWH. Ik ben niet succesvol, en ik hoef het ook niet te zijn’. P. 137: ‘Hier ga ik een stap verder: misschien is het bestaan van het predikantschap op zichzelf al een kritiek op de cultuur waar we in leven’