Always reach for the top

Always reach for the top

maandag 24 juli 2006

Brief aan Paulus - 23 juli 2006

Eerste van twee experimentele preken rond Paulus van Tarsus. De eerste is in de vorm van een brief aan Paulus. Gehouden op zondag 23 juli 2006.
 
 
Beste Paulus,

Namens de gemeente van de Bethlehemkerk in Hilversum schrijf ik je deze brief.
Allereerst, Paulus, moeten we jou danken. Want zonder jou hadden we hier waarschijnlijk niet gezeten. Misschien hadden we nog steeds gedanst om heilige bomen en hadden we Wodan aangeroepen. Dan hadden we niet de goede boodschap gehoord van Gods erbarmen in Jezus Christus, ook over de grenzen van Israël heen.
Onvermoeibaar echter heb jij ook voor ons gestreden. 'Geloven is genoeg', riep je steeds. Vertrouwen is genoeg. Dat was genoeg voor Abraham, dan was het ook genoeg voor de heidenen, inclusief de Germanen. Dát was jouw centrale boodschap, als ik je tenminste een beetje begrepen heb. We mogen God dus danken en loven, dat hij jou als zijn instrument gebruikt heeft om zijn Naam te verspreiden ook onder ons.
 
Maar nu ter zake. Ik moet ook eerlijk tegen je opbiechten dat er over jou en je brieven flink gemopperd wordt, ook in ons midden. Je komt zo autoritair over, zegt de een. Wat weet je het allemaal goed, zegt een ander. Je redeneringen zijn vaak zo lenig dat je amper te volgen bent. Je laat je niet erg vriendelijk uit over de vrouwen in je gemeenten. Wat had je toch eigenlijk tegen ze? Was je misschien bang voor ze? Waarom toch?
Maar ik kan me ook voorstellen dat jij vindt dat wij wel wat meer moeite mogen doen om je te begrijpen. We moeten er rekening mee houden dat jij ook een kind van je tijd was. Je zou dezelfde boodschap nu vast anders gezegd hebben!
Maar goed, wij nemen dus zes weken de tijd om ons te buigen over jouw brieven, tenminste een paar daarvan. Nu heb ik vernomen dat jij daar hogelijk verbaasd over bent, dat bijna tweeduizend jaar later je brieven niet alleen nog steeds gelezen worden, maar dat ze zelfs tot onze Heilige Schrift zijn gaan behoren. Dat laatste is nooit jouw bedoeling geweest. Jouw bijbel was wat wij het Oude Testament noemen. Daaruit haalde jij je inspiratie, je bewijsplaatsen. Dat was jouw Heilige Schrift
De brieven die je schreef waren slechts gelegenheidsgeschriften. Je schreef tot een gemeente die in partijen uiteengevallen was [1]. Je schreef tot een man wiens slaaf weggelopen was [2]. Je schreef een lang traktaat aan de gemeente in de hoofdstad van het Romeinse imperium om je komst voor te bereiden [3]. De een minder, de ander meer, het zijn allemaal gelegenheidsbrieven.
En dus moet je wel verbaasd zijn dat wij er uit gaan lezen, wij een heel gewone protestantse gemeente in Hilversum. Er zijn weinig wijzen onder ons, niet veel mensen die machtig zijn, niet velen die van voorname afkomst zijn [4]. We proberen het maar gewoon met z'n allen een beetje te rooien. We zijn blij met de dingen die goed gaan, en we proberen de mislukkingen snel te vergeten. We zijn blij als we bijna ruimte te kort komen om alle tieners op een vrijdagavond te herbergen. Maar we beseffen maar al te goed dat we in feite slechts een heel klein deel van de mensen hier in de buurt bereiken. Dat maakt ons bescheiden, en ook wel bezorgd voor de toekomst. Want het lijkt wel of de kloof tussen de kerk en de gewone mensen steeds groter wordt. En we proberen wel van alles, maar het lijkt gewoon niet te lukken. Onze taal wordt door steeds minder mensen begrepen. Het lukt ons zelf ook steeds minder om onder woorden te brengen wat ons nu eigenlijk beweegt, wat onze hoop is, ons geloof. Misschien, Paulus, zijn we wel te bescheiden geworden. Kunnen wij de komende zes weken wellicht iets leren van jouw vrijmoedige manier van spreken? Van de manier waarop jij er steeds op gespitst was dat ook de zwakken in de gemeente het mee kunnen maken? Kunnen we iets leren van jouw geestdrift, jouw enthousiasme?
 
Als je het niet erg vindt, Paulus, gaan we dus maar gewoon je brieven lezen als waren het ook brieven gericht aan ons. Want weet je Paulus, je kunt de geschiedenis niet ongedaan maken. Het is nu eenmaal zo dat de christenheid geworden is wat zij is geworden mede dankzij jou. Zonder jou geen Augustinus, geen Luther en geen Calvijn. Zonder jou geen Heidelberger Catechismus en geen Karl Barth. Zonder jou een heleboel bevlogen mensen minder, mensen die de geest kregen van enthousiasme, mede gevoed door jouw bevlogenheid. Eens in de zoveel eeuwen staat er een geestelijk leider op die weer helemaal geraakt is door het lezen van juist jouw brieven. Iemand die daarin iets puurs, ja iets wilds aantreft. Woorden die verlangen wekken, die in vuur en vlam zetten [5].
Je moet het dus maar gewoon accepteren, Paulus, dat we je brieven openslaan, ook hier in Hilversum. Misschien komen we al pratend tegen jou achter de betekenis, ook voor ons.
 
Het zal je verheugen, denk ik, dat we de serie beginnen met het beroemde hoofdstuk over de opstanding uit jou eerste brief aan de gemeente te Corinthe. Want hier lijken we een Paulus pur sang aan te treffen. Je bent fel, helder van toon en inhoud.
Maar toch is het de vraag of we je wel kunnen snappen bij een eerste lezing. Waarom gaat het je eigenlijk? Wat was er aan de hand?
Je vertelt ons bijna niets. Alleen maar dat er enkelen in die kleine gemeente in de havenstad Corinthe waren die niet geloofden dat de doden zouden opstaan. Maar wat bedoelden zij daar precies mee? Misschien geloofden ze in een voortbestaan van de ziel, los van het aardse lichaam, en was de joodse voorstelling van een opstanding van de doden aanstootgevend voor hen. Dat kan ik me wel voorstellen in een Griekse omgeving. Want daar stond de ziel centraal, niet het lichaam.
Trouwens, ook in het jodendom van jouw dagen waren er mensen die niet geloofden in de opstanding. De Sadduceeën geloofden er niet in. Voor hen had het bijbelboek Daniël geen waarde. In dat boek staat geschreven dat aan het eind der tijden allen die ontslapen zijn zullen opstaan. En dat dan allen zich voor hun daden zullen moeten verantwoorden. De Sadduceeën geloofden hier niet in. Zij zagen waarschijnlijk meer in de spreuken uit het boek Prediker. Daar staat kort gezegd: dood is dood. Net als de dieren keert de mens terug tot stof. Waren jouw gemeenteleden in Corinthe ook die mening toegedaan? Het blijft speculeren voor ons, je vertelt er niets over, alleen maar dat er enkelen waren die niet in de opstanding van de doden geloven.
Het enige wat we hebben is jouw betoog. En dat betoog is zo helder als glas. Misschien zelfs wel heel actueel, ook voor ons. Wat je aan je gemeente vertelt is dat nu eigenlijk alles op het spel staat. Dat we hier met de kern van je boodschap te maken hebben. Als er geen opstanding is, zeg je, dan heeft God geen nieuw begin gemaakt in Christus. Dan hebben we God's kracht niet echt leren kennen in Jezus, want bij Jezus was het dan ook afgelopen geweest. Dood is dood. De beulen hebben gewonnen, de Romeinen die Jezus gemarteld en gedood hebben zijn de winnaars. Het is allemaal voor niets geweest.
 
Eigenlijk, beste Paulus, zit achter dat hele betoog van je een verhaal. Een verhaal dat heel persoonlijk is. Je gebruikt het in dit hoofdstuk slechts aan de rand, maar misschien had je ons hier uit Hilversum geholpen door het wat uitgebreider te vertellen. Wij zijn tegenwoordig namelijk erg gevoelig voor het persoonlijke element, de 'human interest'. We kunnen niet veel met theorieën en abstracties, maar zoeken het in het persoonlijke en subjectieve. We zoeken in één woord: beleving.
Wat dat betreft bieden jouw brieven veel, heel veel. Hier geen droge filosofie maar een persoonlijke betrokkenheid. In dit hoofdstuk had je voor ons het persoonlijke element nog wel wat meer mogen aanzetten. Dat zal ik nu maar voor je doen.
Je schrijft namelijk dat de verrezen Christus aan een aantal mensen is verschenen. Als laatste aan jóu, als aan een misbaksel. Want jij had de gemeente vervolgd. Bijna terloops meld je hier wat voor jou hèt grote keerpunt van je leven is geweest. Van een vervolger werd je een volgeling, ja zelfs een vervolgde. De opgestane Heer greep jou bij je kladden. Je maakte een pijnlijke maar diep ingrijpende omkeer mee, zoals maar weinig mensen ooit hebben meegemaakt.
 
Waar het mij nu om gaat is dit. Jij, Paulus van Tarsus, had aan den lijve de kracht van de opstanding ervaren. Opstanding niet alleen aan het eind der tijden, maar de kracht van de opstanding hier en nu.  Je besefte dat een leerstuk dat jij als Farizeeër altijd keurig onderschreven had, dat dat veel actueler was dan je ooit had kunnen dromen. Opstanding bleek niet alleen iets van een verre toekomst te zijn, een perspectief voor de geslagenen, voor de mensen die geleden hadden, maar het was iets dat onder ons al geschied was, aan Jezus zelf! En dat niet alleen, je merkte aan de volgelingen van dezelfde Jezus dat die opstandingskracht ook onder hen, hier en nu, aanwezig was! Mensen stonden op uit hun lot. Mensen gingen delen met elkaar. Mensen uitten de Geest in allerlei vormen. Soms heel bizarre, maar ook in heel alledaagse die toch eigenlijk heel bijzonder waren: blijdschap en harmonie, geduld en vriendelijkheid om er maar eens een paar te noemen [6]
Kortom Paulus, toen jij hoorde dat er sommigen in dezelfde gemeente waren die zeiden dat er helemaal geen opstanding der doden is, toen kon je je oren niet geloven. Het was of die mensen de grond onder hun eigen geloof wegsloegen. Geen opstanding der doden? Dan was Christus ook niet opgewekt. Dan had hun hele geloof, hun hele gemeentezijn geen basis. En al zeg je het niet met zoveel woorden: dan was Christus ook niet aan jou verschenen. Dan had die hele radicale ommekeer van jou nergens op geslagen.
 
Beste Paulus, ik moet afronden. Je laat ons als gemeente met een levensgrote vraag zitten. Als ik je goed begrepen heb is je hele hoofdstuk over de opstanding niet zozeer theorie, als wel uiting van ervaring en beleving.
Dan moet ik je dus de volgende vraag stellen. En misschien zou je ons daar over enkele zondagen antwoord op kunnen geven.
De klemmende vraag die ik je wil voorleggen ontstaat uit het volgende. Christus is aan ons niet verschenen. De extatische ervaringen van de Geest zoals je die in je brieven beschrijft kennen wij niet. Er is een hunkering onder ons naar authentiek geloof. Naar beleving ook. Tegelijk zijn wij nuchtere Hollanders. Voor ons is het gewone vaak al genoeg. Wij zijn niet zo uitbundig.
In dat hoofdstuk van jou over de opstanding kunnen wij iets proeven van een grote passie. Hoe kunnen wij die kracht van de opstanding ook in ons eigen leven gaan proeven? Dat is de vraag die wij als gemeente aan jou willen stellen
Graag horen we over twee weken van jou welk advies je voor ons hebt.
 
De genade van onze heer Jezus Christus zij met jou en degenen om je heen, zowel mannen als vrouwen.
Amen
 

(brief, namens en vanuit de Bethlehemkerk geschreven door ds. Erik van Halsema)
 
Verklarende noten:
[1] Eerste brief aan de Corinthiërs
[2] Philemon
[3] De brief aan de Romeinen is de enige brief geschreven aan een gemeente niet door Paulus zelf gesticht.
[4] Vergelijk 1 Cor. 1:26
[5] Vergelijk de woorden van Karl Barth in het voorwoord op de eerste druk van diens Römerbrief, waar hij spreekt over de Entdeckersfreude die hij beleefde aan lezing van de Romeinenbrief.
[6] Zie Galaten 6:22 (de vruchten van de Geest)
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten