Always reach for the top

Always reach for the top

maandag 22 september 2003

Vier bijdragen over gemeenteopbouw - zomer 2003 (3)


Kerk met een aanbod



In de serie 'Tussen Kerk en Kroeg' presenteert ds. Erik van Halsema een impressie van zijn recente studieverlof over gemeenteopbouw. In het derde deel: 'Kerk met een aanbod'.


In het vorige deel van deze serie heb ik de prikkelende stellingen van Albert Ploeger en Joke Ploeger-Grotegoed besproken over gemeentewerk anno 2003. Mensen geven aan hun kerkelijke betrokkenheid tegenwoordig anders vorm dan ze vroeger deden: ze nemen meer afstand tov de kerk, vertonen meer 'zap-gedrag', zoeken vooral naar beleving ipv leer. Een vraag ter bespreking in onze wijkkerkeraden zou kunnen zijn: herkennen we dit inderdaad?

Stel dat dat inderdaad het geval is, dan is de vraag hoe we hier op moeten reageren. Een klassieke reactie is dat de gemeente primair opgebouwd wordt vanuit de eredienst, horend naar Gods Woord. Het nadeel is echter dat dan alleen degenen die daadwerkelijk deelnemen aan de eredienst bereikt worden. De brede rand van mensen in onze SoW-gemeente die een 'LAT-relatie' met de kerk hebben blijft buiten beeld. We zullen dus ruimer moeten denken dan alleen de zondagse eredienst willen ook de 'randleden' en de geïnteresseerden van buiten in beeld komen.

We denken nog vaak sterk vanuit de kerngemeente, met leden die hun verantwoordelijkheid willen nemen, en weten niet goed raad met al die mensen die in onze volkskerk-achtige wijken slechts op scharniermomenten van het leven (geboorte bijvoorbeeld) een beroep doen op de kerk. Van deze nood valt echter ook een deugd te maken, stellen de Ploegers. Wat we moeten doen is het ontwikkelen van kwalitatief hoogwaardige programma's van leren en vorming voor al die mensen die zich slechts op bijzondere momenten tot de kerk wenden. Dat is niet: 'u vraagt en wij draaien'. Dat is wel: bij doop en huwelijk biedt de kerk mensen toerusting aan met het oog op hun specifieke situatie. De Bethlehemkerk bijvoorbeeld vraagt van doopouders dat zij in een groep meedoen aan twee intensieve voorbereidingsavonden voorafgaand aan de doopviering, en biedt daarnaast een jaarlijkse terugkomavond en groepen rond geloofsopvoeding aan. De doop is zo allesbehalve een vrijblijvend ritueel, maar een uitnodiging vanuit de kerk aan ouders om hun leven en dat van hun kind op het geloof te blijven betrekken.

Een dergelijk aanbod zou ten dele bovenwijks of ook regionaal ontwikkeld én aangeboden moeten worden, wat een grote omschakeling in denken zal vragen. In onze Hilversumse situatie hebben we overigens een voorbeeld van zulk een aanbod in het Oecumenische Café Lechajim. Maar ook afzonderlijke wijken kunnen groepen aanbieden die aantrekkelijk kunnen zijn voor mensen buiten de kerngemeente: er is immers bij velen buiten de kerk een oprechte belangstelling voor spiritualiteit. Natuurlijk spant het er dan om hoe je gastvrijheid en een duidelijke eigen identiteit samen weet te brengen. Alles valt of staat hier met de manier van communiceren. 'Slikken of stikken', dat wil niemand meer mag ik hopen. Maar juist als deelnemers elkaar helderheid verschaffen over hun standpunten en elkaar voldoende ruimte geven, kunnen mensen intens met elkaar verbonden zijn. Dergelijke ervaringen opgedaan in aanbod vanuit de kerk kan voor mensen wel degelijk een aanleiding vormen om zich verder te willen verdiepen in de geloofstraditie.

Samengevat: Albert en Joke Ploeger pleiten voor gemeenteontwikkeling vanuit een 'gemeente-pedagogisch' model, waarin de kerk een breed en kwalitatief hoogstaand aanbod doet.

De sterke kant van dit model van 'kerk met een aanbod' is m.n. dat er rekening gehouden wordt met het veranderde participatiegedrag van mensen. Het aanbod van de kerk gaat uit naar álle geïnteresseerden, ongeacht de binding met de kerk. Mensen zijn vrij om op tijdelijke basis mee te doen.

Een kritische vraag komt echter op als je je afvraagt wie nu precies dit aanbod doet. Je proeft bij de Ploegers dat zij weinig fiducie hebben in de gemeente als geheel, en dat het uiteindelijk terecht komt op de schouders van de predikanten. Dat lijkt mij een stap terug, en één die botst met mijn ervaringen in Hilversum tot nu toe.

Ikzelf zie 'kerk met een aanbod' als een aanscherping van het uitdagende model van de 'missionaire dubbelstrategie'. Dit model zegt dat zowel 'concentratie' als 'openheid' bij de strategie van de kerk horen. Enerzijds kent een gemeente van deze tijd 'concentrerende vormen'. Dat houdt in: toerusting van gemeenteleden om te helpen hun geloof met het dagelijks leven in verbinding te brengen, oefening in het spreken over het geloof en in het gebed, intensivering van de contacten in de plaatselijke gemeente. Dit alles is ook vandaag de dag hard nodig. Als je dit verwaarloost is er binnen korte tijd geen vitale gemeente meer over. Maar naast deze concentrerende vormen heeft een gastvrije en missionaire gemeente 'openmakende vormen' nodig: toegankelijke werkvormen met een lage drempel, vormingsaanbod ook voor de geïnteresseerden van buiten, communicatie gericht op o.a. de politiek en de media.

In veel kerken is de neiging aanwezig om zich te beperken tot de 'concentrerende vormen', uit een wil tot overleven. De missionaire dubbelstrategie stelt echter dat je tegelijkertijd ook moet werken aan de 'openmakende vormen'. Albert en Joke Ploeger maken ons er van bewust dat deze 'openmakende vormen' niet alleen voor de mensen van buiten de kerk zijn, maar ook voor de groeiende brede rand van slechts latent geïnteresseerde leden. De spannende vraag die de Ploegers op ons bordje leggen is of en hoe wij er in Hilversum in slagen deze dubbelheid van concentratie en openheid vorm te geven.

In het vierde en laatste deel van deze serie zal het gaan over kerk en samenleving.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten