Always reach for the top

Always reach for the top

zaterdag 21 januari 2017

‘Gelukkig dat het licht bestaat’


In deze donkere dagen waarin naar men zegt de somberste maandag van het jaar valt (‘Blue Monday’) koester ik de zeldzame momenten dat de lucht openbreekt en het winterlicht ongehinderd naar binnen valt: een licht dat herinneringen oproept aan een Hollandse zomerdag of zonovergoten besneeuwde Zwitserse bergen: licht dat herinnert aan licht.
De Nederlandse dichter die als geen ander het licht een plek heeft gegeven in zijn poëzie is Hans Andreus. Letterlijk van zijn eerste tot zijn laatste gedicht heeft het woord licht een prominente plek gekregen: van de regel ‘wij moeten zeggen wij het licht is ons gezicht’ (1951) tot aan ‘hoe moet het nu, waar blijf ik met dat licht’ uit 1977, uit ‘Laatste gedicht’ dat de doodzieke, slechts eenenvijftig jaar geworden Andreus bewust schreef als het slotwoord van zijn oeuvre.
De Verzamelde Gedichten van Andreus hebben een eureplek op mijn boekenplank en gaan al mijn halve leven mee. Zijn gedichten zijn vol van vitaliteit, beaming van een leven waarin vrouw en kinderen een plek hebben. Ze wekken de indruk dat de productieve Andreus in zijn leven gewoekerd moet hebben met de tijd en genoten heeft van de dingen die hij kon doen.
Deze kunstenaar genoot van het woord. Woorden noemde hij:
‘de resonantieruimte / voor het licht’.
Je kunt het als een vorm van mystiek lezen als hij schrijft:
‘Ik ben deel / van het licht’.
Of ook:
‘Het licht / beweegt de mensen’.
Het wachten is dan op de verzuchting die ik als opschrift voor deze meditatie koos:
‘Gelukkig dat / het licht bestaat’.
Het is omstreden of wij het woord ‘licht’ bij Andreus religieus mogen duiden. Een opening daartoe wordt gegeven in het beroemde ‘Laatste gedicht’, eerder aangehaald. Dit sonnet heeft de vorm van een gebed met onder andere deze woorden:
‘hoe moet het nu, waar blijf ik met dat licht
van mij, van jou, wanneer het vallen, weg in
het onverhoeds onnoemelijke begint’.

Los van de vraag hoe Andreus het zelf zag heb ik als lezer de vrijheid om deze woorden wel religieus te duiden. En om een lijn in zijn gedichten te zien waarin het licht meer en meer tot een sacrament wordt dat verwijst naar God de schepper, bron van leven. Waarmee we bijna als vanzelf uitkomen bij Psalm 36:10:‘bij u is de bron van het leven, door úw licht zien wij licht’

________________________________

Meditatief voor 'Kerkbrink', blad van de Protestantse Gemeente Hilversum, januari 2017

Geen opmerkingen:

Een reactie posten